Rijden in de bergen kan adembenemend zijn. Door de idylle en de connectie met de natuur…. Of door de paniek en de angst dat je leven eindigt in een ravijn. Voor je op weg gaat, lees vooral deze 6 tips voor rijden in de bergen.
1. Even oefenen
Wees niet te trots en te eigenwijs, maar oefen even op een light helling in Nederland. Sluit eens in de spits aan op een weg onder een spoorweg door. Rij wat rondjes door een parkeergarage. Vind je wellicht lullig klinken, maar als je de hellingproef (licht gas geven, koppeling omhoog, handrem eraf) even weer in de vingers hebt, voel je je stukken zekerder.
2. Bergop: toeren maken
Het nieuwe rijden is er de afgelopen jaren aardig ingeramd. Snel schakelen naar een hoge versnelling werkt voor het woon- werkverkeer in Nederland, maar in de bergen geldt een heel andere wet: toeren maken. Blijf dus langer dan je gewend bent in een lage versnelling. Bij een laag toerental moet de auto bergop namelijk te hard ploeteren en kan oververhit raken. Een goede graadmeter is het gaspedaal: is deze geheel ingetrapt maar gaat de auto niet sneller of verliest hij zelfs power: schakel terug. Probeer hierbij wel de koppeling enigszins te ontzien.
3. Bergaf: remmen doseren
Ook bergaf geldt dat rijden in een lagere versnelling is aan te raden. Op deze manier kun je ook langer afremmen op de motor. Hierdoor raken de remmen niet oververhit en dat is wel zo veilig. Let wel, overdrijf dit niet. Als er geremd moet worden, doe dat vooral. Het punt is: niet permanent met je rem erop rijden. Rijden in je eigen auto gaat veelal op automatismen, maar die moeten overboord. Je hebt tijdens het afdalen met een langere remweg te maken én de auto is over het algemeen zwaarder beladen.
4. Met de automaat
De automatische versnelling schakelt altijd vanzelf bij. Maar dat is in de bergen dus niet handig. Op die manier ga je niet soepel omhoog en kun je bergaf niet genoeg afremmen op de motor. Zet de auto dus op handmatig schakelen. En: automaten hebben vaak ook een automatische bergversnelling. Vind je dit spannend? Zie punt 1.
5. Parkeren
Zet je auto nooit ‘zomaar’ ergens neer in de bergen en zorg dat je auto niet uit zichzelf gaat rollen. Parkeer je bergop, laat de auto in de versnelling staan. Parkeer je bergaf, zet hem dan in z’n achteruit. Uiteraard is de handrem een must. Dit alles gedaan: draai toch je wielen zo dat mócht de auto er uit zichzelf vandoor gaan, hij in ieder geval tegen de bergwand aanrijdt en niet het ravijn in.
6. Sneeuw en regen
Zorg dat je niet overvallen wordt door de weersomstandigheden. Bedenk op tijd wanneer je je winterbanden nodig hebt. In sommige gebieden zijn sneeuwkettingen verplicht. Los van het feit dat je die dus bij je moet hebben, is het ook de moeite ze al eens geprobeerd te hebben, zodat ze onder moeilijkere omstandigheden makkelijk om te leggen zijn.
Niet alle weersomstandigheden zijn voorspelbaar, zeker niet op grote hoogte. Word je overvallen door regen, pas dan extra goed op. Is er een goede gelegenheid even te stoppen, waarom zou je dat dan niet doen? Zeker als de regen komt na een lange periode van droogte kunnen de wegen erg glad worden.