De roadtrip is al decennialang een geliefd onderwerp in boeken. De hang naar vrijheid, het burgerlijk ongehoorzame en het avontuur: het levert steeds weer nieuwe inspiratie op. Dit zijn zes bekende en minder bekende boeken die zeer de moeite waard zijn. Voor, tijdens of na je eigen roadtrip.
Che Guevara – The Motorcylce Diaries
In 1952 stapt de 23-jarige medicijnenstudent Che Guevara op een gammele motorfiets, samen met zijn goede vriend Alberto Granado. Vanaf Buenos Aires doorkruizen ze heel Zuid-Amerika. Che houdt een dagboek bij, vol met klassieke coming of age-overpeinzingen. Onderweg ziet het duo veel sociaal onrecht: uitgebuite arbeiders, verstoten lepra-patiënten, veroordeelde communisten en de overblijfselen van de Inca-beschaving. Che en Alberto reizen 5000 kilometer. Tijdens die trip vormt Che veel van zijn later radicaal uitgevoerde politieke ideeën. Het boek eindigt met een politiek statement van Che, waarin hij stelt bereid te zijn te vechten voor eenheid in Zuid-Amerika.
Pepijn Vloemans – Wat hebben we weer genoten
Pepijn Vloemans gaat naar de hoorn van Afrika: Ethiopie, Eritrea, Sudan en Djibouti. Niet al te best voorbereid, maar wel voornemens de gebaande paden te vermijden – iets dat veel backpackers zich voornemen. Vloemans’ avontuur leidt hem naast wonderlijke ontmoetingen en levenslessen ook langs grote twijfel, angst en zelfs de vraag waarom reizen eigenlijk ook alweer leuk was. Hij is bereid al zijn eigen overtuigingen in twijfel te trekken. Wel zo verfrissend.
Jack Kerouac – On The Road
Verschenen in 1957 en destijds niets minder dan de absolute bijbel van een generatie die het anders wilde. Sal en zijn vriend Dean gaan liftend of in gejatte auto’s door het Amerika van de jaren vijftig. Een doel hebben ze niet. Wel drank, drugs, sigaretten en muziek. On the road werd een voorbode van de sixties. Het standaardwerk van de beat generation.
P.F. Thomese – J. Kessels
Schrijver P.F. Thomese gaat samen met zijn vriend J. Kessels (beide personages zijn echt) naar Hamburg en weer terug naar Tilburg. En wel naar Sankt Pauli, Hamburgs ruige red light district. De achterflap meldt: ‘Het is allemaal de schuld van ene Bertje, een oude kennis uit de Cafetaria Van Vroeger, wiens knetterhete frituurspetter van een zus de tongen nog steeds weet los te maken. En niet alleen de tongen. Waardoor de vrienden al gauw verstrikt raken in een web van intriges waar zij zelf part noch deel aan hebben. ‘Van mij hoeft het allemaal niet zo,’ verzucht J. Kessels als ze het zoveelste pittoreske toplesstentje uitlopen.’ Hardop lachen bij een boek. Dat gebeurt toch ook niet elke dag.
Jon Krakauer – Into The Wild
Into The Wild vertelt het verhaal van Chris McCandless. Als hij in 1990 afstudeert besluit hij zich geheel onttrekken aan de prestatiegerichte consumptiemaatschappij. Hij maakt al zijn spaargeld over aan Oxfam Novib en gaat op reis. Met minimale (beter gezegd: zonder) middelen trekt hij twee jaar door de VS. Uiteindelijk gaat hij naar Alaska. Daar besluit hij alleen verder te leven in de natuur. Into The Wild werd in 2007 verfilmd door Sean Penn. Prachtig, maar het boek is ook absolute aanrader.
Hunter S. Thompson – Fear and Loathing in Las Vegas
Met een kofferbak vol drugs gaan Raoul Duke (het alter ego van schrijver Hunter S. Thompson, de bad boy van Rolling Stone magazine) en zijn advocaat Dr. Gonzo op weg om verslag te doen van een motorwedstrijd in de woestijn. Wat volgt is een broeierige, volslagen absurde roadtrip waarin constant de vraag is wat echt is en wat hallucinatie. Het boek was bij verschijnen in 1971 al een klassieker. Na de verfilming in 1998 (met Johnny Depp en Benicio Del Toro) is Fear and Loathing voor eeuwig cult.